6 juni 2023

De juiste zorg op het juiste moment na een herseninfarct

Een herseninfarct kan verschillende, vaak blijvende, gevolgen hebben. De bekendste zijn een hangende mondhoek of een verlamde lichaamszijde. Er kan ook sprake zijn van balansproblemen of verminderde kracht in een hand. Dit zijn de vaak zichtbare motorische stoornissen. Een herseninfarct kan echter ook minder zichtbare gevolgen hebben, zoals problemen met concentreren of onthouden. Dit noemen we cognitieve stoornissen. In haar promotieonderzoek deed klinisch neuropsycholoog Sonja Verstraeten onderzoek naar de relatie tussen beide stoornissen, met als doel patiënten met cognitieve stoornissen eerder te herkennen en hen zo tijdig de juiste zorg te bieden.

Sonja Verstraeten werkt sinds 2002 op de afdeling medische psychologie in Máxima MC (MMC). In haar spreekkamer ziet ze regelmatig patiënten die al langere tijd worstelen met de ‘onzichtbare’ gevolgen van een herseninfarct: “In de eerste periode na het doormaken van een herseninfarct ligt de focus meestal op lichamelijk herstel. Fysiek fit zijn en goed kunnen bewegen zijn immers belangrijk om zelfstandig te kunnen functioneren. Vaak wordt pas later duidelijk dat er meer aan de hand is. Soms pas na anderhalf jaar. Het gaat dan om problemen in het cognitieve functioneren. Cognitieve functies heb je nodig om informatie te kunnen opnemen en verwerken, zoals aandacht, geheugen en taal. Deze functies zijn minstens zo belangrijk in het zelfstandig kunnen functioneren. Voor veel patiënten is het een grote teleurstelling om te merken dat ze na de periode van fysieke revalidatie nog niet helemaal de oude zijn. Zij komen dan, vaak na een (te) lange zoektocht, bij mij terecht voor neuropsychologische zorg.”

Eerder herkennen van cognitieve stoornissen

“In mijn ogen valt er nog winst te behalen in het op het juiste moment aanbieden van deze zorg”, vervolgt Verstraeten. “Om dit te kunnen verbeteren, is het van belang onze kennis te vergroten over het verband tussen motorische en cognitieve stoornissen. Met als achterliggende gedachte dat de meer zichtbare motorische gevolgen het bestaan van de vaak onzichtbare cognitieve gevolgen zouden kunnen voorspellen. Denk bijvoorbeeld aan een verlamde arm. Wat nou als een verlamde arm verband houdt met bijvoorbeeld een vertraagd tempo van informatieverwerking? Als daar een verband tussen gevonden wordt, kunnen we dit soort cognitieve problemen makkelijker herkennen.” Om hier inzicht in te krijgen, deed Verstraeten op verschillende manieren onderzoek. Eerst werkte ze in een onderzoek samen met het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ) en later startte ze een eigen onderzoek in MMC. “In mijn promotieonderzoek tonen we aan dat als je het motorisch functioneren in de eerste drie maanden na het herseninfarct meet, dit inderdaad iets zegt over cognitieve problemen. Balans blijkt bijvoorbeeld een voorspellende waarde te hebben voor het cognitieve presteren tot twee jaar na het herseninfarct.”

Stoornissen in kaart brengen

De manier van meten is hierbij ook van belang: “Momenteel gebruiken we onder meer vragenlijsten waarmee de problemen die patiënten zelf ervaren op een rij worden gezet. Ook worden beoordelingsschalen gebruikt, waarmee het functioneren wordt ingeschat door professionals.” Verstraeten concludeert dat deze methoden onvoldoende zijn om zicht te krijgen op het cognitieve functioneren. Ze adviseert daarom om kort na het doormaken van het herseninfarct het motorisch functioneren in kaart te brengen met objectieve taken. Dit zijn taken als staan op één been of meten hoeveel tijd iemand nodig heeft om tien meter te lopen. “Vervolgens kunnen deze resultaten gebruikt worden om patiënten met cognitieve problemen eerder te herkennen, zodat de juiste zorg op tijd kan worden ingezet. Denk daarbij aan extra uitleg over de gevolgen van een infarct en het geven van tips en adviezen over hoe ze hier het beste mee kunnen omgaan.”

Sonja Verstraeten promoveerde op 12 mei 2023 aan de Tilburg University. Haar onderzoek vond plaats onder begeleiding van promotor prof. dr. Margriet Sitskoorn, en co-promotor dr. Ruth Mark. Tijdens het promotietraject en de verdediging werd ze bijgestaan door een bijzondere paranimf (begeleider): haar zoon Kjell. Daarnaast voelde ze zich erg gesteund door haar vakgroep, de collega’s van de academie en het Máxima MC Fonds, dat haar onderzoeksproject financieel heeft ondersteund.